Zuiden South Island: slecht weer!
Door: Gerard
Blijf op de hoogte en volg Gerard
25 Februari 2009 | Nieuw Zeeland, Auckland
De volgende dag met de dubbeldekker naar Invercargill. Ik zat bovenin maar ik zag geen zak. De ruiten waren hartstikke beslagen en het regende ook nog eens. In Gore moest ik van bus wisselen en we reden soppend verder naar Invercargill. De bus zette ons af bij de ‘I-site’ (VVV). Die zijn overal tot zeven uur of later open, maar niet in Invercargill. Daar bleken ze om vijf uur dicht te gaan. Lekker; we kwamen na vijven aan en ik had geen onderkomen geboekt. Er was bij de I-site een klein afdakje, waar al meer mensen stonden te schuilen. Daar kon ik niet meer bij. Ik zag, dat er wel mensen binnen bij de I-site waren. Ik liep naar binnen en er stoof ogenblikkelijk een oudere mevrouw op mij af. “Kan ik u helpen?”, vroeg ze, terwijl ze dat helemaal niet wilde. Ze bedoelde: ‘vieze, natte man met je twee rugzakken, wil je hier als de bliksem weer vertrekken?!’ “Ik vraag me af of ik hier even mag staan om te bellen”, zei ik, wijzend op de ruimte direct na de deur. “Ik moet even bellen en buiten is het nogal nat en er is geen droge plek”. “Daar is een telefooncel”, zei ze en ze wees naar de overkant van de straat. Ik keek in de aangegeven richting en zag een telefooncel, die alleen een klein afdakje had en verder open was. Met al mijn rugzakken paste ik daar niet eens in. “Ik heb m’n eigen telefoon”, antwoordde ik beleefd, “ik zoek voor een paar minuten een droog plekje om te bellen, dat is alles”. “Nou”, zei de pin, “dan gaat u toch in de telefooncel staan?” Klerewijf. Er was binnen duidelijk iets van niveau aan de gang en dan paste zo’n druipende, bellende zwerver met twee rugzakken en een beslagen bril natuurlijk niet in de hal. ‘Val dood’ zei ik, maar ze begreep helaas geen Nederlands. Ikke weer naar buiten. Daar waren inmiddels wat mensen weg en ik kon enigszins droog staan. Er stond een donker gekleurd meisje. Die keek mien an en ik keek terugge. “Excuse me”, zei ze. Ah, die ging me vast onderdak aanbieden. “Yes?”, zei ik hoopvol. “Weet u ook of de bus uit Dunedin er al is?” Dat is nou weer jammer. Jawel lieverd, die staat daar; daar kom ik net zelf af. Ze bleek op familie te wachten. Ze speerde door de regen naar de bus maar ze kwam onverricht ter zake terug. “Ik snap er niets van”, zei ze. “Familieleden van mij zouden op deze bus moeten zitten. Maar die is leeg, de chauffeur weet van niets en hier zijn ze ook niet. We zouden elkaar hier ontmoeten”. Met teleurgestelde ogen keek ze mij aan. Ik had net mijn AA hotel, motel, appartementen, holiday parken en campsite-gids tevoorschijn gehaald. Ik had mijn handen vol en kon haar dus niet troosten. Binnen had ‘de pin’ plaats gemaakt voor een man van ongeveer zeventig. Die hield nu de wacht. Dat leek ze zeker veiliger. “Heeft u geen twee, eh… donkergekleurde mensen, eh… zoals ik, zien staan?”, vroeg het wicht. “Een donkere vrouw met koperkleurig haar?”, vroeg ik. “Ja”, zei ze enthousiast, ”dat is mijn zus”. “Met een kind?” “Yes, yes”, ze raakte steeds enthousiaster. “Ja, die stonden hier wel, ja”, deelde ik haar mede. Ze keek me niet begrijpend aan. “Die zijn met een taxi vertrokken”. “Taxi?!” Ze snapte er geen zak van.
Toen ik weg wilde lopen, kwam die zeventigjarige-op-wacht-staande-mislukte-soldaat mij uitzwaaien.”See you later”, zei hij. Voor mij zat hij in het complot en ik was nog steeds pissig op dat mens. “Why should I see you later?”, vroeg ik hem. Hij keek me onthutst aan. “Eh… ja… eh… dat is een uitdrukking hier, zo van goodbye”. (Dat wist ik ook wel, maar ik was balorig.) Hij wist duidelijk niet wat hij ermee aan moest. “Goodbye to you too”, zei ik. Kneus.
De receptioniste van het hotel wees mij telefonisch de weg. Uit haar woorden begreep ik, dat er een grijze bus voor de deur zou moeten staan. Beetje moeilijk te verstaan, die griet. “Sorry, wat zeg je, een grijze bus voor de deur?” “Nee”, zei ze, “een blauwe”. “Nou ja”, zei ik, “in dit weer zijn alle kleuren grijs”. In Invercargill heb ik verder niet zoveel gedaan; er is eigenlijk ook niets.
Maar ik wilde dus naar Bluff. Naar de oceaan en de bekende wegwijzer op Stirling Point. De receptionistes snapten niet wat ik daar moest. “Daar ga je voor je lol toch niet heen?”; “Daar zou ik dood nog niet over een hek willen hangen”, en meer van dat soort kreten. Maar goed, toch een busje voor mij besteld; van de ferrylijn zelf nota bene, die normaal gesproken passagiers van hotels naar de ferry transporteert. Kevyn was de chauffeur. Het was bere-slecht weer. Echt heel slecht. Eenmaal in Bluff aangekomen gooide hij eerst de ferry passagiers eruit en toen reed hij mij in weer en wind naar Stirling Point, het zuidelijkste puntje van het Zuidereiland. Regenen! Stormen! Niet normaal. De oceaan was prachtig! Woest en nog steeds mooi van kleur. Na een half uur pikten wij weer mensen op en bracht hij me weer naar mijn hotel. Kostte me geen cent (normaal $ 18 enkele reis hotel-ferry). Waarschijnlijk matste hij mij vanwege het weer.
'TO BLUFF?! OUT OF YOUR OWN FREE WILL?'
I had a lot of beautiful weather so far during my journey, however, the south of South Island treated me with typical south of South Island weather: rain. And a lot of it. In Dunedin, Invercargill and Bluff it was raining cats and dogs. 'Dunedin' is Celtic for 'Edinburgh' (so 'Edinburgh' is English for 'Dunedin' I reckon) and was established in 1848 by Scots. It holds the University of Otago, NZ's most important university. In between showers I went to Baldwin St. 'the world's steepest street' according to the Guiness Book Of Records 1997. The steepest part of it goes up 1 meter (3.28 ft) for every 2.86 meters (9.38 ft) forward. The last and highest part of the street consists of concrete instead of asphalt, because the latter may melt and stream down the street when temperatures are high.
By bus I went to Invercargill where it dropped us off at the I-site (tourist information). Usually these are open till about 7 p.m. but not this one. It closed at 5 p.m. and since we arrived after five, I couldn't call in their help for a bed. Next to me stood a pretty coloured young lady who looked at me expectantly. Obviously I looked expectantly back at her.
"Excuse me", she said. "Can you tell me please whether the bus from Invercargill already has arrived?"
She was waiting for family she told me. I informed her that it was standing right in front of us and that I just had climbed down from it. Through the pouring rain she ran to the driver but she came back empty-handed.
"I don't understand, I was to meet my family here but according to the driver everybody is off the bus and I don't see them here either". She looked gloomily at me with her black beady eyes.
"You didn't happen to see two… eh… coloured people like me?"
"A coloured lady with copper-coloured hair?", I asked.
"Yes, yes!", she exclaimed happily. "That's my sister!".
"With a child?"
"Yes, yes!", she smiled at me and started to jump up and down.
"They were on the bus alright but I saw them leave by taxi I'm afraid".
"By taxi?! Why? I don't understand… Well thank you", she said and vanished in the rain.
In the meantime I had taken my New Zealand AA Hotel, Motel, Apartments, Holiday Parks and Campsites out of my backpack and I had phoned a hotel downtown Invercargill. Somehow I couldn't find the right way to get there. I called the reception again and the female receptionist explained to me how to get to the Kelvin Hotel on Kelvin Street. According to her the hotel minibus was parked in front of the hotel. A waypoint for me so to speak. She had this lovely NZ-accent which was rather difficult to understand in the pouring rain with a hood over my head.
"Sorry, what did you say, a grey minibus parked in front of the hotel?!", I shouted in my cell phone.
"No", she shouted back, "a blue one!"
"Ah well", I quipped, "in this weather all colours are grey".
I told the reception desk girls that I wanted to go to Bluff and asked if there was any public transport.
They fell silent and looked at me. Then they looked at each other.
"Bluff?! You want to go to Bluff?" they said simultaneously.
"Eh… yes, why not?", I replied, now a bit insecure.
"To Bluff?! Out of your own free will?", one of them asked and she shook her head disbelievingly.
"I wouldn't want to get buried there", said the other, smaller one, with freckles to fall in love with.
In spite of their heartening remarks I still wanted to go to Bluff, to see the Southern Ocean and have my picture taken at the AA-signpost at Sterling Point. However, there wasn't any public transport going to Bluff they told me. Ever.
"No public transport to Bluff? Why not?"
"Because nobody wants to go there", they laughed.
Anyway, they arranged transport for me which appeared to be the blue hotel minibus. Driver Kevyn picked up a few guests, dropped them at the ferry for Stewart Island and drove me to Sterling Point. The weather was still awful, fierce winds, the ocean was rough but beautiful and Kevyn took a picture of me with the AA-signpost. We drove back to the harbour, picked up new guests who had just arrived by ferry - seasick and all - and we drove back to the Kelvin Hotel. Great service. And I have been to Bluff.
-
25 Februari 2009 - 11:41
EPP:
Het stukje is weer hilarisch. Ik hoor het je zeggen. 'Kneus'.
Enfin, mijn grijze woensdagmiddag is weer enigszins opgefleurd, waarvoor dank !!
groeten Ethel -
25 Februari 2009 - 12:23
Iris:
Briljant geschreven Gerard, haha..
heerlijk, ben blij dat je een beetje regen met ons deelt daar aan de andere kant van de wereld..;-)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley